Werknemers van Mövenpick Hotel krijgen gelijk van gerechtshof
- Lydia van den Heuvel-Rijnierse
- 7 minuten geleden
- 2 minuten om te lezen
6 november 2025
Het Brabants Dagblad schreef er opnieuw over: de langlopende zaak tussen het Mövenpick Hotel en de werknemers die worden bijgestaan door advocaat arbeidsrecht Lydia van den Heuvel-Rijnierse en jurist arbeidsrecht Marienjo Floors.
Twee jaar geleden werd bekend dat per 1 januari 2024 in het gebouw, waarin het Mövenpick Hotel toen nog werd geëxploiteerd, een asielzoekerscentrum ('AZC') zou komen. Om dit mogelijk te maken sloot het Mövenpick Hotel per 1 januari 2024 haar deuren en werd per 1 januari 2024 de huurovereenkomst van het gebouw overgenomen door een andere onderneming die het gebouw per 1 januari 2025 onderverhuurde aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (‘COA’).
Het Mövenpick Hotel en de huurder van het gebouw vonden dat per 1 januari 2024 sprake was van ‘overgang van onderneming’. Daarom moesten volgens hen de 25 werknemers van het Mövenpick Hotel in het AZC aan de slag. Een AZC is echter géén hotel waardoor van ‘overgang van onderneming’ geen sprake was. Toch gingen enkele werknemers in het AZC werken. Enkele andere werknemers sloten een beëindigingsovereenkomst (ook wel vaststellingsovereenkomst of vso genoemd). Vier werknemers gingen voor hun gelijk.
Namens deze vier werknemers legden Lydia en Marienjo de situatie voor aan de kortgedingrechter te ’s-Hertogenbosch (Den Bosch). De kortgedingrechter oordeelde dat er inderdaad géén sprake was van ‘overgang onderneming’. Het Mövenpick Hotel was dus de werkgever van de werknemers gebleven en moest loon aan de werknemers betalen. Dat het Mövenpick Hotel op 1 januari 2024 haar deuren had gesloten maakte hiervoor niet uit.
Het Mövenpick Hotel verzocht vervolgens aan het UWV om toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomsten met de vier werknemers wegens de bedrijfseconomische reden bedrijfssluiting. Die toestemming kwam er, maar volgens Lydia en Marienjo ten onrechte. Het Mövenpick Hotel had zich namelijk onder meer niet aan haar meld- en raadplegingsplicht op grond van de Wet melding collectief ontslag (‘WMCO’) gehouden. Desondanks zei het Mövenpick Hotel per 1 september 2024 de arbeidsovereenkomsten met de vier werknemers op. Het Mövenpick Hotel betaalde aan de werknemers alleen de transitievergoeding.
Namens de vier werknemers verzochten Lydia en Marienjo de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch (Den Bosch) om het Mövenpick Hotel op grond van de WMCO te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan de werknemers. De kantonrechter wees dit af. Eén van de werknemers berustte. Drie werknemers hadden nog adem over en zetten door.
In hoger beroep kregen zij gelijk. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (Den Bosch) veroordeelde het Mövenpick Hotel op grond van de WMCO tot betaling van een billijke vergoeding aan de drie werknemers.
Het gerechtshof bevestigt hiermee wat voor de werknemers al vanaf het begin duidelijk was. Met dit arrest voelen de werknemers zich dan ook eindelijk erkend.
In de woorden van het Brabants Dagblad: “de soap is voorbij”.
Hier lees je meer over de zaak.








